Gereedschapset inpersaansluiting, PT2
voor het maken van schroefverbindingen in buisleidingen van staal
Bouwjaar (van): | 1/03/2016 |
Voor dit document gelden auteursrechten, meer informatie hierover kunt u vinden op viega.com/legal .
De informatie in deze gebruiksaanwijzing is bedoeld voor opgeleide verwarmings- en sanitaire installateurs resp. voor geïnstrueerd vakpersoneel.
Bij de installatie van Viega producten moeten de algemeen erkende regels van de techniek en de Viega gebruiksaanwijzingen in acht worden genomen.
Aan personen die niet over de opleiding of de kwalificatie beschikken, is de montage, installatie en evt. het onderhoud van dit product niet toegestaan. Deze beperking geldt niet voor eventuele aanwijzingen voor de bediening.
De gebruiksaanwijzing moet bij de gereedschapset aanwezig blijven.
Waarschuwings- en aanwijzingsteksten zijn afgezet tegen de andere tekst en extra gemarkeerd met bijbehorende pictogrammen.
Dit symbool waarschuwt voor mogelijk levensgevaarlijk letsel.
Dit symbool waarschuwt voor mogelijk ernstig letsel.
Dit symbool waarschuwt voor mogelijk letsel.
Dit symbool waarschuwt voor mogelijke materiële schade.
Aanvullende aanwijzingen en tips.
Deze gebruiksaanwijzing bevat belangrijke informatie over product resp. systeemkeuze, montage en inbedrijfstelling, alsmede over het beoogd gebruik en zo nodig over onderhoudsmaatregelen. Deze informatie over producten, hun eigenschappen en technische handleiding ervan is gebaseerd op de momenteel geldende normen in Europa (bijv. EN) en/of in Duitsland (bijv. DIN/DVGW).
Sommige passages in de tekst kunnen verwijzen naar technische voorschriften in Europa/Duitsland. Deze voorschriften moeten voor andere landen als adviezen gelden, als daar geen overeenkomstige nationale eisen bestaan. De overeenkomstige nationale wetten, standaards, voorschriften, normen en andere technische voorschriften hebben prioriteit boven de Duitse/Europese richtlijnen in deze handleiding: de hier beschreven informatie is niet bindend voor andere landen en gebieden en dienen, zoals gezegd, enkel als ondersteuning.
De hierna genoemde normen en regelgevingen gelden voor Duitsland resp. Europa. Nationale regelgevingen vindt u op de betreffende website van het land onder:
Frans: viega.be/normes
Vlaams: viega.be/normen
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Geen toepassing voor brandgassen | DVGW G 260 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Geschiktheid voor verwarmingswater in CV-installaties | VDI-Richtlinie 2035, bladzijde 1 en bladzijde 2 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Buisdraad voor in draad afdichtende verbindingen | DIN EN 10226‑1 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Eisen aan stalen buizen – kwaliteit vlambuizen | DIN EN 10220 |
Eisen aan stalen buizen – kwaliteit vlambuizen | DIN EN 10216–1 |
Eisen aan stalen buizen – kwaliteit vlambuizen | DIN EN 10217–1 |
Eisen aan stalen buizen – kwaliteit draadbuizen | DIN EN 10255 (oud: DIN 2440, 2441 en 2442) |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
HSS-boren met afgevlakt spanvlak | DIN 338 |
Geldigheidsgebied / Aanwijzing | In Duitsland geldende regelgeving |
---|---|
Controle op de voltooide, maar niet afgedekte installatie | DIN EN 806–4 |
Dichtheidscontrole voor waterinstallaties | ZVSHK-Merkblatt: |
Eisen aan vul- en suppletiewater | VDI 2035 |
Spoelen van een installatie | DIN EN 14336 |
Gebruik van de Megapress-gereedschapset en de Megapress/Megapress S-inpersaansluiting voor andere dan de beschreven toepassingen en media moeten met de Technical Support van Viega worden afgestemd.
De Megapress/Megapress S-inpersaansluiting is geschikt voor stalen buizen met dikke wand. Met de inpersaansluiting wordt een draadaansluiting in buisleidingen gemaakt. Bij uitstek geschikt als er weinig ruimte is, bijvoorbeeld in de buisverdelerconstructie voor sensoren, thermometers of aftappunten. De inpersaansluiting is niet geschikt voor het gebruik in drinkwaterinstallaties. Inpersaansluitingen zijn daarom gemarkeerd met een zwart symbool "geen drinkwater".
De inpersaansluiting mag niet worden gebruikt in combinatie met Prestabo-systeemcomponenten of voor brandgassen, zie Regelgeving uit de paragraaf: toepassingen .
Deze is o.m. geschikt voor de volgende toepassingsgebieden:
Industriële installaties en verwarmingsinstallaties
Persluchtinstallaties
Scheepsbouw
Koelwaterleidingen (gesloten circuit)
Installaties voor technische gassen (op aanvraag)
Toepassingen |
---|
Toepassingen |
Bedrijfstemperatuur [Tmax] |
Bedrijfsdruk [Pmax] |
Opmerkingen |
Verwarming | Perslucht | Technische gassen |
---|---|---|
CV-installatie | Alle buisleidingssegmenten | Alle buisleidingssegmenten |
110 °C (EPDM) 140 °C (FKM) | 60 °C | — |
1,6 MPa (16 bar) | 1,6 MPa (16 bar) | — |
Conform DIN EN 12828 Tmax: 105 °C | droog, oliegehalte: ≤ 25 mg/m3 (EPDM) > 25 mg/m3 (FKM) | 1) |
1) | Overleg met de Technical Support van Viega vereist |
In persluchtinstallaties waarbij de Richtlijn drukapparatuur in acht moet worden genomen, mag de volgende bedrijfsdruk niet worden overschreden:
Buismaat in duim | Bedrijfsdruk pmax |
---|---|
1½, 2, 2½, 3, 4 | 1,6 MPa (16 bar) |
5, 6 | 1 MPa (10 bar) |
De inpersaansluiting is o.a. voor de volgende media geschikt:
Geldende richtlijnen, zie Regelgeving uit de paragraaf: media .
Verwarmingswater voor gesloten CV-installaties
Perslucht
Antivriesmiddelen, koelmiddelen tot een concentratie van 50%
technische gassen (op aanvraag)
Om een inpersaansluiting te maken, zijn de volgende componenten en gereedschappen nodig.
Voor de verschillende buismaten is steeds een aparte inpersaansluiting verkrijgbaar. De inpersaansluiting is af fabriek uitgerust met een profielafdichtring van EPDM of FKM.
De profielafdichtring mag niet worden vervangen.
De inpersaansluiting heeft een uitwendige zink-nikkel-coating en is geschikt voor stalen buizen met dikke wand, zie Compatibele buizen . De inpersaansluiting is verkrijgbaar met een binnendraad volgens de norm Rp¾, zie Regelgeving uit de paragraaf: inpersaansluiting .
Voor de inbouw van thermometers e.d. is een reductiestuk (binnendraad Rp½) met EPDM-dichtring verkrijgbaar.
Het draadgedeelte tussen reductiestukken en inpersaansluiting mag niet extra worden afgedicht.
Andere dichtringen mogen niet worden gebruikt.
De gereedschapset (artikel 731 243) voor de inpersaansluiting wordt in een koffer geleverd.
Als alternatief bestaat er de mogelijkheid de SDS-plus-opname om te wisselen met een zeskant-opname. Viega adviseert hiervoor de zeskant-opname (artikel 735 753) te gebruiken.
Bewaar de inpersdoorn altijd in elkaar geschroefd in de koffer.
De positioneringshulpstukken moeten voor de montage van de afzonderlijke inpersaansluitingen worden gebruikt. Voor elke buismaat is een apart positioneerhulpstuk beschikbaar.
Op het positioneerhulpstuk is de nominale buitendiameter in duim en in mm aangegeven.
De inpersaansluiting met de volgende naadloze (S) of aan lengtenaad gelaste (W) stalen buizen gebruiken:
zwarte
verzinkte
industrieel gelakte
geëpoxeerde
De stalen buizen moeten aan de geldende regelgeving voldoen, zie Regelgeving uit de paragraaf: buizen .
Voor een probleemloze werking moet er beslist op worden gelet dat de juiste inpersaansluiting voor de aanwezige buismaat wordt gebruikt. Anders kan de gebruikte inpersaansluiting uitvallen of ondicht zijn.
De aangegeven toleranties van de buiswanddikten en buitendiameters in acht nemen.
De norm maakt een onderscheid tussen de zware buisserie H en de middelzware buisserie M of tussen buistype L, L1 en L2, zie Regelgeving uit de paragraaf: buizen .
Artikelnummer inpersaansluiting Rp ¾ | Voor buismaat | Nominale buitendiameter | Buitendiameter | Wanddikte zware serie H | Wanddikte middelzware serie M | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
EPDM | FKM | duim | mm | min. mm | max. mm | mm | mm |
731 168 | 780 470 | 1½ | 48,3 | 47,9 | 48,8 | 4,0 | 3,2 |
731 175 | 780 487 | 2 | 60,3 | 59,7 | 60,8 | 4,5 | 3,6 |
731 182 | 780 494 | 2½ | 76,1 | 75,3 | 76,6 | 4,5 | 3,6 |
731 199 | 780 500 | 3 | 88,9 | 88,0 | 89,5 | 5,0 | 4,0 |
731 205 | 780 517 | 4 | 114,3 | 113,1 | 115,0 | 5,4 | 4,5 |
731 212 | 780 524 | 5 | 139,7 | 138,5 | 140,8 | 5,4 | 5,0 |
731 229 | 780 531 | 6 | 165,1 | 163,9 | 166,5 | 5,4 | 5,0 |
Artikelnummer inpersaansluiting Rp ¾ | Voor buismaat | Nominale buitendiameter | Buitendiameter | Wanddikte | ||
---|---|---|---|---|---|---|
EPDM | FKM | duim | mm | min. mm | max. mm | mm |
731 168 | 780 470 | 1½ | 48,3 | 47,8 | 48,6 | 2,9 |
731 175 | 780 487 | 2 | 60,3 | 59,6 | 60,7 | 3,2 |
731 182 | 780 494 | 2½ | 76,1 | 75,2 | 76,0 | 3,2 |
731 199 | 780 500 | 3 | 88,9 | 87,9 | 88,7 | 3,2 |
731 205 | 780 517 | 4 | 114,3 | 113,0 | 113,9 | 3,6 |
731 212 | 780 524 | 5 | 139,7 | 138,5 | 140,8 | 4,5 |
731 229 | 780 531 | 6 | 165,1 | 163,9 | 166,5 | 4,5 |
Artikelnummer inpersaansluiting Rp ¾ | Voor buismaat | Nominale buitendiameter | Buitendiameter | Wanddikte | ||
---|---|---|---|---|---|---|
EPDM | FKM | duim | mm | min. mm | max. mm | mm |
731 168 | 780 470 | 1½ | 48,3 | 47,8 | 48,6 | 2,9 |
731 175 | 780 487 | 2 | 60,3 | 59,6 | 60,7 | 3,2 |
731 182 | 780 494 | 2½ | 76,1 | 75,2 | 76,3 | 3,2 |
731 199 | 780 500 | 3 | 88,9 | 87,9 | 89,4 | 3,6 |
731 205 | 780 517 | 4 | 114,3 | 113,0 | 114,9 | 4,0 |
Artikelnummer inpersaansluiting Rp ¾ | Voor buismaat | Nominale buitendiameter | Buitendiameter | Wanddikte | ||
---|---|---|---|---|---|---|
EPDM | FKM | duim | mm | min. mm | max. mm | mm |
731 168 | 780 470 | 1½ | 48,3 | 47,8 | 48,4 | 2,9 |
731 175 | 780 487 | 2 | 60,3 | 59,6 | 60,2 | 2,9 |
731 182 | 780 494 | 2½ | 76,1 | 75,2 | 76,0 | 3,2 |
731 199 | 780 500 | 3 | 88,9 | 87,9 | 88,7 | 3,2 |
731 205 | 780 517 | 4 | 114,3 | 113,0 | 113,9 | 3,6 |
De normen maken een onderscheid tussen buisserie 1, 2 en 3. Zij adviseren de installatiebuizen van buisserie 1 te gebruiken omdat de buizen van de buisseries 2 en 3 niet of slechts beperkt beschikbaar zijn, zie Regelgeving uit de paragraaf: buizen .
Artikelnummer inpersaansluiting Rp ¾ | Voor buismaat | Nominale buitendiameter | Buitendiameter | Wanddikte | |||
---|---|---|---|---|---|---|---|
EPDM | FKM | duim | mm | min. mm | max. mm | min. mm | max. mm |
731 168 | 780 470 | 1½ | 48,3 | 47,8 | 48,8 | 2,3 | 4,0 |
731 175 | 780 487 | 2 | 60,3 | 59,7 | 60,9 | 2,3 | 4,5 |
731 182 | 780 494 | 2½ | 76,1 | 75,3 | 76,9 | 2,6 | 4,5 |
731 199 | 780 500 | 3 | 88,9 | 88,0 | 89,8 | 2,6 | 5,0 |
731 205 | 780 517 | 4 | 114,3 | 113,2 | 115,4 | 2,6 | 5,4 |
731 212 | 780 524 | 5 | 139,7 | 138,3 | 141,1 | 2,9 | 5,4 |
731 229 | 780 531 | 6 | 168,3 | 166,6 | 170,0 | 2,9 | 5,4 |
De Megapress-inpersaansluiting (EPDM-dichting) is gemarkeerd met een zwarte punt en deMegapress S-inpersaansluiting (FKM-dichting) is gemarkeerd met een witte punt. De stip geeft het SC‑Contur aan, waarbij het testmedium eruit loopt als een verbinding per ongeluk niet is geperst.
De zwarte rechthoek wijst erop dat het systeem niet geschikt is voor drinkwater.
Op de inpersaansluiting bevindt zich een markering (1). De markering dient om te controleren of markeringsstreepje en inpersaansluiting op één lijn liggen.
Op de inpersaansluiting is de nominale buitendiameter in duim en in mm aangegeven.
Passend bij de gereedschapset zijn verschillende toebehoren en wisselstukken te verkrijgen:
De buitendiameter van de boorkop bedraagt 27 mm.
Viega adviseert de volgende reserveboorkoppen (buitendiameter 27 mm) te gebruiken:
Viega Artikel 731 151
gelijkwaardige Ridgid-artikelen
Versleten boorkoppen niet gebruiken. Als het boorgat niet cirkelrond of te klein is, kan de inpersaansluiting niet meer worden gemonteerd.
De boorkoppen en de montagehouder zijn op elkaar afgestemd. Bij gebruik van andere boorkoppen kan de dichtheid niet worden gegarandeerd.
De centreerboor heeft een diameter van 6 mm, een lengte van 93 mm en is aan het spanvlak afgevlakt. De afvlakking is bedoeld om de centreerboor juist te bevestigen.
Viega adviseert de Viega centreerboor (artikel 734 688) te gebruiken. In plaats daarvan kunnen HSS-boren volgens de norm (6 mm x 93 mm) met afgevlakt spanvlak worden gebruikt, zie ook Regelgeving uit de paragraaf: toebehoren en wisselstukken .
Voor het gebruik met boormachines zonder SDS-plus boorkop kan die SDS-plus opname aan de booras worden verwisseld met de adapter zeskant-opname (artikel 735 753). Voor de zeskant-opname is een boorkop 13 mm nodig.
Neem bij alle werkzaamheden de geldende voorschriften ter voorkoming van ongevallen in acht.
Gebruik een veiligheidsbril en geschikte handbescherming.
Let op de gebods- en waarschuwingssymbolen die op de montagehouder zijn aangebracht:
Algemeen waarschuwingssymbool | |
Gebruiksaanwijzing in acht nemen | |
Hoofdbescherming gebruiken | |
Oogbescherming gebruiken |
Om de gereedschappen te beschermen tegen beschadigingen of verlies deze alleen in de daarvoor bedoelde koffer transporteren.
Koffer en gereedschappen steeds droog en schoon opslaan.
Vóór elk gebruik controleren of het gereedschap vlekkeloos werkt en licht loopt.
Beschadigde onderdelen niet gebruiken.
Alleen onbeschadigde originele onderdelen van het systeem gebruiken.
Indien gereedschappen of afzonderlijke componenten op de grond vallen, kunnen ze beschadigd raken.
Op de grond gevallen machines niet meer gebruiken. Ze moeten worden vervangen of ter controle naar een servicepartner worden gestuurd.
Vóór het boren de buisleidingen volledig aftappen en drukloos maken.
De minimumafstanden voor de gereedschappen in acht nemen, Benodigde ruimte en afstanden .
Bij het boren ontstaan spanen. Altijd een geschikte veiligheidsbril dragen.
Boorkop, centreerboor en boorkern kunnen zeer heet worden.
Onderdelen na afloop van het boren laten afkoelen.
Bij het demonteren van de onderdelen geschikte handbescherming gebruiken.
Het onderdelen niet op brandbare materialen leggen.
De veiligheidsaanwijzingen in de gebruiksaanwijzingen van de boormachine en de afzuiginrichting in acht nemen.
Aanwijzingen voor onderhoud, instandhouding en verzorging in acht nemen.
Onderhoud en instandhouding alleen bij de door Viega geautoriseerde servicepunten laten uitvoeren.
Gevaar voor letsel door onvoldoende afstanden
Wanneer bij de montage van de inpersaansluiting de vereiste minimumafstanden niet worden aangehouden, kunnen letsel en beschadigingen aan andere onderdelen optreden.
Na de montage van de inpersaansluiting mag deze thermisch, bijv. door laswerkzaamheden niet hoger worden belast dan de maximaal vrijgegeven toegestane bedrijfstemperatuur. Wanneer de leiding achteraf nog moet worden gebogen, mag de inpersaansluiting niet in het buiggedeelte liggen. Houd een minimumafstand van 0,5 x uitwendige buisdiameter tot het buiggedeelte aan.
Viega adviseert altijd vóór elke boring de beschikbare ruimte te controleren.
Voor minimum afstanden, zie tabel in het desbetreffende hoofdstuk.
In het bereik van de boring mogen geen persfitting, klemmen enz. aanwezig zijn om de positioneringshulpstukken en de montagehouder correct te kunnen monteren.
Houd een afstand van 50 mm aan.
Werkbereik A is afhankelijk van de gebruikte boormachine. Bereik A is de lengte van de boormachine plus de lengte van het boorgat (170 mm).
Werkbereik B is de lengte van de persmachine (incl. 20 mm werkafstand) met inpersgereedschap en inpersaansluiting.
Persmachine | Werkbereik B |
---|---|
Type 2 | 590 |
PT3 H/EH | 620 |
PT3 AH | 500 |
Pressgun 4B/4E | 530 |
Pressgun 5 | 480 |
De minimum afstanden c, d en e voor de montage van de montagehouder en het positioneringshulpstuk aanhouden.
Maat | Minimumafstand c | Minimumafstand d | Minimumafstand e |
---|---|---|---|
1½ | 30 | 110 | 30 |
2 | 30 | 110 | 30 |
2½ | 30 | 110 | 30 |
3 | 35 | 110 | 35 |
4 | 40 | 110 | 40 |
5 | 45 | 120 | 45 |
6 | 55 | 145 | 55 |
Maat in duim | M in mm |
---|---|
1½ | 70 |
2 | |
2½ | |
3 | |
4 | |
5 | |
6 |
Als inpersaansluitingen dicht op elkaar moeten worden gemonteerd, moeten minimum afstanden worden aangehouden. Het aanhouden van de minimum afstanden maakt het mogelijk het positioneringshulpstuk correct te gebruiken.
Eerst alle gaten boren en dan de inpersaansluitingen monteren. Anders kan de spanketting niet correct worden bevestigd.
Om de inpersaansluitingen correct te kunnen monteren, dient u de genoemde minimum afstanden aan te houden. Bij gebruik van thermometers e.d. kunnen andere minimum afstanden vereist zijn. Controleer de minimum afstanden in elk geval van tevoren.
De minimumafstand N heeft betrekking op de hoek van de inpersaansluitingen ten opzichte van elkaar. Hoekgegevens worden in de tabel aangegeven in graden.
Maat in duim | N in ° | Symbool |
---|---|---|
1½ | 180° | |
2 | ||
2½ | ||
3 | 90° | |
4 | ||
5 | ||
6 |
De Z-maten vindt u op de overeenkomstige productpagina in de online-catalogus.
Voor het maken van een inpersaansluiting is het volgende gereedschap nodig:
Boormachine / boorhamer
Persmachine
Afzuiginrichting, bijv. industriële stofzuiger
Markeerstift
Ring- of steeksleutel 27 mm
Ring- of steeksleutel 32 mm
Schroevendraaier
Staalborstels
Schuurpapier (korrelgrootte 180)
evt. buistang
Voor de booras kunnen gangbare boormachines/boorhamers worden gebruikt. Viega adviseert om krachtige machines te gebruiken. Bij gebruik van een accuschroevendraaier zou de boortijd aanzienlijk worden verlengd.
Boormachines / boorhamers worden hierna alleen nog maar boormachines genoemd.
De boormachines moeten minstens de volgende specificaties hebben:
Opgenomen vermogen: ≥ 600 Watt
Boortoerental max.: 1200 omw./min
Boorkop: SDS-plus of zeskant-opname
Uitschakelbare klopfunctie
Slipkoppeling
Boringen uitvoeren
Verkeerde machine-instellingen leiden tot onnauwkeurige boringen.
Schakel in elk geval de klopfunctie van de boormachine uit.
Gebruik alleen foutloos werkende, zuiver sporende boormachines.
Let op het juiste toerental van de boormachine om de levensduur van de boorkop te behouden.
Viega adviseert voor de montage van de Megapress/Megapress S-inpersaansluiting Viega-persmachines te gebruiken.
Aanbevolen Viega persmachines:
Pressgun 5
Pressgun 4E/4B
Type PT3-AH
Type PT3-H/EH
Type 2
Niet geschikte persmachines:
Type 1
Picco
Pressgun Picco
Bij de persing met een Pressgun 5 kan het gebeuren dat de machine het persen heeft voltooid, maar dat het inpersgereedschap nog niet kan worden losgehaald. Als dat het geval is, start dan een tweede persing.
Tijdens het boren ontstaan spanen. Door aansluiting van een afzuiginrichting op de montagehouder kan de invoer van de ontstane spanen in de buisleiding tot een minimum worden beperkt.
De leidingen moeten drukloos en volledig afgetapt zijn, zodat ook resthoeveelheden niet kunnen worden aangezogen.
Let op! Brandgevaar!
Hete spanen kunnen beschadigingen veroorzaken aan de afzuiginrichting of omgeving.
Verwijder brandbare onderdelen, zoals bijv. een stofzak, uit de afzuiginrichting.
Neem de informatie van de fabrikant van de afzuiginrichting in acht.
Om de spanen te kunnen afzuigen moet de afzuiginrichting minstens aan de volgende eisen voldoen:
Type: industriestofzuiger
Opgenomen vermogen: ≥ 1200 Watt
Luchthoeveelheid: ≥ 50 l/s
Vacuüm: ≥ 200 hPa (200 mbar)
Stompmaat van de aansluiting: 35 mm
Voor andere aansluitmaten kunnen gangbare adapters op 35 mm worden gebruikt
Buisleidingen zetten uit ten gevolge van temperatuurverschillen. Wanneer de inpersaansluiting voor een uitgaande buisleiding wordt gebruikt (bijv. radiatoraansluiting), moet er bij de selectie van de boorpositie op worden gelet dat er door de lengte-uitzetting van de uitgaande en doorgaande buisleidingen slechts tot geringe spanningen op de inpersaansluiting ontstaan. De maximaal toegestane lengte-uitzetting van de doorgaande buisleiding bedraagt ±10 mm.
Wanneer grotere lengte-uitzettingen niet kunnen worden uitgesloten, plaats dan geschikte uitzettingcompensatoren zoals vaste en glijdende punten conform de erkende regels van de techniek.
Het montagevlak van de inpersaansluiting bedraagt minstens 50 mm (B).
Het boorgat bevindt zich midden in het montagevlak.
De diameter van het boorgat bedraagt 27 mm (A).
Sterke oneffenheden op de buis kunnen ertoe leiden dat de inpersaansluiting niet dicht is.
Oneffenheden kunnen bijvoorbeeld ontstaan door de volgende factoren:
onvoldoende gladgemaakte uitwendige buislasnaden
handmatig aangebrachte lak
bij verzinkte buizen:
verhogingen in de zinklaag
Bij voorkeur de inpersaansluiting niet op de lasnaad positioneren. Indien u dit niet kunt voorkomen, pas dan de lasnaad aan de kromming van de buis aan. Het persen op verlagingen in de lasnaad is niet toegestaan.
De buis is vrij van groeven, roest, beschadigingen etc.
Het buisoppervlak vertoont geen oneffenheden zoals bijv. ingegraveerde buismarkeringen.
Bij oneffenheden het gedeelte van het afdichtingsvlak voor de inpersaansluiting bewerken zo dat een glad en egaal oppervlak ontstaat. Viega adviseert om vooraf de grove verontreinigingen eerst met een staalborstel te verwijderen en vervolgens met schuurpapier (korrelgrootte 180) na te bewerken.
Voor de boring moet de buis een minimale wanddikte hebben, zie Compatibele buizen .
De buiswand mag in de buurt van de boring niet beschadigd of verzwakt zijn (bijv. door inwendige of uitwendige corrosie).
In de buurt van de boring mogen zich geen persfittingen, klemmen enz. bevinden. De montagehouder moet goed kunnen worden gemonteerd.
Handmatig aangebrachte lak werd met een staalborstel verwijderd.
Gevaar voor letsel door metalen spanen en naar beneden vallende machines.
Draag een veiligheidsbril.
Draag veiligheidsschoenen.
Spanen in de buisleiding
Bij het boren ontstaan spanen. Door aansluiting van een afzuiginrichting op de montagehouder kan de invoer van de ontstane spanen in de buisleiding tot een minimum worden beperkt.
Centreerboor
Voer geen boring uit zonder centreerboor.
Geen versleten centreerboor gebruiken.
Centreerboren niet bijslijpen.
Dat het boorgat volgens voorschrift wordt gemaakt, is belangrijk voor de montage van de inpersaansluiting en het latere probleemloze gebruik.
Viega adviseert de gereedschapset artikel 731 243 te gebruiken.
Als het boorgat zonder gebruik van de gereedschapset wordt gemaakt (bijv. door een vaste boormachine) moet het loodrechte boorgat een buitendiameter van 27 mm ± 0,75 mm hebben.
Het leidingsstuk is drukloos en afgetapt voordat de boring wordt uitgevoerd.
Voordat het boorgat wordt gemaakt, de volgende hoofdstukken in acht nemen: Benodigde ruimte en afstanden en Buizen voorbereiden .
De montagestappen in de beschreven volgorde aanhouden.
Het te boren gedeelte vóór het aftekenen schoonmaken.
Het midden van het boorgat op de gewenste positie aftekenen.
De markeringsstreepjes aftekenen.
De markeringsstreepjes zo aanbrengen dat ze langer zijn dan de inpersaansluiting. De markeringsstreepjes vereenvoudigen later het uitlijnen.
Aan de montagehouder en de inpersaansluiting bevinden zich infrezingen. Bij de latere montage moet het markeringsstreepje op de buis overeenkomen met de infrezingen.
Wanneer meerdere inpersaansluitingen in de lengte van de buisas worden gemonteerd (onder of naast elkaar), moet het markeringsstreepje over de eerste en laatste inpersaansluiting lopen.
De spanmoer tot de aanslag linksom terugdraaien.
De spanketting zodanig om de buis leggen, zodat deze gelijkmatig tegen de buis ligt.
De montagehouder met de afzuigaansluiting naar beneden monteren.
Leid bij horizontale buisleidingen de spanketting van boven over de buis.
De bouten van de dichtstbij gelegen kettingschakel in de penopname van de montagehouder plaatsen.
Plaats de bouten volledig in de penopname. Een incorrecte positie van de bouten kan tot beschadigingen of verhoogde slijtage leiden.
De montagehouder langs de betreffende buisas uitlijnen.
Voor het uitlijnen de buitenste infrezing op de montagehouder en de markeringsstreepjes op de buis in overeenstemming brengen.
Het op de buis afgetekende midden van het boorgat met behulp van de van binnen ingefreesde markeringen in het midden uitlijnen.
De spanmoer tot de aanslag met de hand vastdraaien.
Spanketting niet te weinig of te veel aanspannen.
Een ongeschikte spanning kan tot beschadigingen leiden.
De spanmoer met een (27 mm) ring- of steeksleutel aandraaien tot hij vastzit (maximaal 10 Nm).
De afzuigaansluiting in de opname op de montagehouder schuiven.
De boorkop en de centreerboor op beschadigingen, slijtage en correcte hoogteafstand tussen boorkop en centreerboor (2 mm) controleren.
Eventueel de onderdelen vervangen.
De centreerboor op vast zitten controleren en eventueel vasttrekken.
Alleen onberispelijke onderdelen gebruiken.
Tijdens het boren geen smeermiddelen en oliën (bijv. snijolie) gebruiken. Door smeermiddelen en oliën kan de profielafdichtring op de inpersaansluiting beschadigd raken.
De booras in de boormachine steken (SDS-plus) of
booras met de zeskant-adapter in de boorhouder spannen.
De klopfunctie uitschakelen.
Rechtsdraaiend instellen.
De boormachine nog niet inschakelen.
De geleidepen van het boorgat in de geleiding van de montagehouder schuiven.
De booras met geringe kracht tot de aanslag in de montagehouder schuiven.
Bij het inschuiven de booras of de boorkop niet kantelen.
De afzuiginrichting inschakelen.
De boormachine inschakelen.
De boring in één bewerking volledig uitvoeren.
Bij de boring wat druk uitoefenen.
Om de levensduur van de boorkop te verhogen, moeten de spanen vanaf een buiswanddikte ≥ 3 mm worden afgevoerd.
De boormachine tijdens het boren met regelmatige tussenpozen ca. 3–4 mm uit het boorgat trekken.
Door het uittrekken worden de spanen afgevoerd en de boorkop afgekoeld.
Gevaar voor letsel en gevaar voor ontbranding van brandbare materialen door hete boorkop of hete centreerboor.
Laat de boorkop en de centreerboor afkoelen.
Het boren pas beëindigen als
de buiswand volledig is doorboord of
de aanslag in de montagehouder is bereikt
De boormachine met booras verwijderen als de booras niet meer draait.
De afzuigslang lostrekken en de montagehouder naar voren uitzuigen.
De afzuiginrichting uitschakelen en terzijde leggen.
De montagehouder demonteren.
De boorkop met de centreerboor is zo geconstrueerd dat de boorkern in het ideale geval in de boorkop blijft zitten.
Gevaar voor letsel door eraf glijden of hete boorkern.
Laat de boorkop en de centreerboor afkoelen.
De boorkern met behulp van een schroevendraaier en een waterpomptang uit de boorkop verwijderen.
Gevaar voor letsel! Niet in het boorgat grijpen.
Het buisoppervlak rondom het boorgat met een staalborstel schoonmaken om grove verontreinigingen (bijv. tonder) te verwijderen.
De restbraam met schuurpapier (korrelgrootte 180) breken resp. minder scherp maken.
Het draagvlak voor de profieldichting van de inpersaansluiting mag door het schuurpapier geen krassen oplopen.
Vijl het boorgat niet na. Een uitstekende braam kan ertoe leiden dat de inpersaansluiting niet diep genoeg in de buis kan worden gestoken of dat de profielafdichtring beschadigd raakt.
Eventueel aangebrachte olie volledig verwijderen.
Eventueel aangebrachte koel- of smeermiddelen verwijderen.
De inpersdoorn uit het inpersgereedschap draaien.
In elk geval de passende inpersaansluiting voor de aanwezige buismaat kiezen. Let op de markering op de inpersaansluiting.
De inpersaansluiting op het inpersgereedschap steken.
Het sleutelvlak moet tegen het inpersgereedschap aan liggen: de profielafdichtring van de inpersaansluiting moet naar de buis wijzen.
De inpersdoorn tot de aanslag losjes handvast in het inpersgereedschap draaien.
Wanneer dit niet in acht wordt genomen, kan de inpersdoorn afbreken of wordt de persing niet correct uitgevoerd.
Controleren of de profielafdichtring goed zit, schoon en onbeschadigd is.
Gevaar voor beknellingen!
Het positioneringshulpstuk zodanig vastpakken dat de vingers niet bekneld kunnen worden.
Het positioneringshulpstuk om de buis leggen.
Wanneer de inpersaansluiting aan de zijkant op de installatiebuis moet worden gemonteerd, mag de gesloten zijde van het positioneringshulpstuk in gemonteerde toestand niet naar de wand wijzen. De verkeerde inbouw van het positioneringshulpstuk kan ertoe leiden dat het bij de demontage vastklemt.
De inpersaansluiting in het boorgat steken.
Ter oriëntering de markering op de inpersaansluiting met het markeringsstreepje op de buis in overeenstemming brengen.
Selecteer in elk geval het passende positioneerhulpstuk en de passende inpersaansluiting voor de aanwezige buismaat. Let op de markering op het positioneringshulpstuk en de inpersaansluiting.
De uitsparing voor de sleutelvlakken door een zwenkbeweging naar de inpersaansluiting leiden.
Als u het positioneringshulpstuk niet correct kunt monteren, kan het positioneringshulpstuk 180° worden gedraaid.
Het positioneringshulpstuk zo ver draaien tot het volledig tegen de inpersaansluiting en de buis aan ligt.
Voor de correcte positie van de inpersaansluiting moet aan de volgende punten zijn voldaan:
De inpersaansluiting ligt volledig tegen de buis aan.
De inpersaansluiting bevindt zich in de eindpositie van de uitsparing (tot de aanslag) van het positioneerhulpstuk.
De positioneermarkering van de inpersaansluiting en het markeringsstreepje op de buis liggen op één lijn. Hierbij moet het positioneerhulpstuk tegen de buis aan liggen.
De bevestigingspin van de persmachine eruit trekken.
De persmachine tot de aanslag over het inpersgereedschap schuiven.
De bevestigingspin erin schuiven.
De inpersaansluiting en het positioneringshulpstuk moeten compleet met het hele oppervlak tegen de buiswand aan liggen.
Gevaar voor beknellingen!
Houd de persmachine alleen in het bereik van de handgreep vast.
Omdat de machine 20 mm achteruit beweegt, mag deze niet klem worden gezet, hiervoor Benodigde ruimte en afstanden in acht nemen.
De persmachine inschakelen.
De persmachine loodrecht en haaks ten opzichte van de buisas houden en daarbij op de terugvering van het positioneringshulpstuk letten. Het positioneringshulpstuk maakt een merkbare terugmelding mogelijk wanneer de persmachine zich niet in het bereik van een loodrecht punt bevindt.
De persmachine niet aan het positioneerhulpstuk laten hangen.
De persing volledig en in één bewerking uitvoeren.
Bij het persen met een Pressgun 5 kan het gebeuren dat de machine het persen heeft voltooid, maar dat het inpersgereedschap nog niet kan worden losgehaald. Als dat het geval is, start dan een tweede persing.
De persmachine met inpersgereedschap na het persen eruit trekken.
Gevaar voor beknelling of gereedschapbreuk!
Voer geen onbelaste persing zonder inpersaansluiting uit. De inpersaansluiting mag alleen in de buis worden geperst.
Het inpersgereedschap uit de machine verwijderen.
Gevaar voor beknellingen!
Het positioneringshulpstuk zodanig vastpakken dat de vingers niet bekneld kunnen worden.
Het positioneringshulpstuk van de buis verwijderen. Bij het verwijderen licht aan de handgreep trekken.
De inpersaansluiting is gemonteerd en kan nu worden gebruikt.
Naderhand uitlijnen van de inpersaansluiting is niet toegestaan.
Wanneer u een buitendraad in de inpersaansluiting wilt schroeven, moet u met een geschikt gereedschap (bijv. steeksleutel 32 mm of buistang) op het sleutelvlak tegenhouden.
Na afloop van de installatie een dichtheidstest uitvoeren, Dichtheidscontrole .
Met het reductiestuk (artikel 731 236 met EPDM-dichting) kan tot een binnendraad van Rp½ worden gereduceerd.
Het afdichtingsvlak van inpersaansluiting en reductiestuk controleren op beschadigingen en vervuiling.
Geen extra afdichtingsmiddel gebruiken.
Het reductiestuk er handvast in draaien.
Het reductiestuk vastdraaien.
Bij het vastdraaien met een geschikt gereedschap (bijv. steeksleutel 32 mm of buistang) de inpersaansluiting tegenhouden, daarbij de inpersaansluiting niet verdraaien.
De markeringen op de buis en de inpersaansluiting moeten in één lijn liggen.
Het Rp-draadgedeelte kan voor de installatie van thermometers, temperatuursensoren, manometers of aftappunten worden gebruikt. Bovendien bestaat de mogelijkheid om leidingen aan te sluiten bijv. voor achteraf aansluiten van radiatoren.
Als overgangsstuk op leidingen een vormstuk (bijv. Megapress model 4211 of Megapress S model 4311) gebruiken.
Buiseinden mogen niet direct in de inpersaansluiting worden geschroefd.
Viega adviseert hiervoor het gebruik van Viega-leidingssystemen.
Wanneer achteraf uitlijnen van de aangesloten leiding noodzakelijk is, dan mag u alleen de leiding uitlijnen. De inpersaansluiting mag door het uitlijnen noch kortstondig, noch permanent mechanisch worden belast.
Vóór de ingebruikname moet de installateur een dichtheidscontrole (belastings- en dichtheidscontrole) uitvoeren.
Deze controle op de voltooide, maar nog niet afgedekte installatie uitvoeren.
Aangeleund aan de bepalingen voor drinkwaterinstallaties moeten de geldende richtlijnen in acht worden genomen, zie Regelgeving uit de paragraaf: dichtheidscontrole .
Ook voor niet-drinkwaterinstallaties moet de dichtheidscontrole volgens deze regels worden uitgevoerd.
Het resultaat documenteren.
Om corrosie te voorkomen, moet de installatie na de dichtheidscontrole volledig met water gevuld blijven.
Let op de eisen voor het vul- en suppletiewater conform de geldende richtlijnen, zie Regelgeving uit de paragraaf: dichtheidscontrole .
Na de dichtheidscontrole de installatie overeenkomstig geldende richtlijnen spoelen, zie ook Regelgeving uit de paragraaf: dichtheidscontrole .
Om een duurzame, probleemloze werking te kunnen waarborgen, moet het gereedschap regelmatig worden gereinigd.
Reinigingsmiddelen
schone katoenen doek
Onderhoudsolie (artikel 667 924)
Gebruik geen siliconenolie.
De onderhoudsolie met een doek van binnen en buiten op de montagehouder aanbrengen.
De onderhoudsolie met de doek van buiten op het lager en de boorkop aanbrengen.
De veilige werking hangt in eerste instantie af van de functieveiligheid van de afzonderlijke gereedschappen. De gereedschappen zijn onderhevig aan een natuurlijke slijtage. Daarom moeten de gereedschappen regelmatig een onderhoudsbeurt ondergaan.
Boorkop en centreerboor moeten bij de eerste tekenen van slijtage worden vervangen door de gebruiker. Bij beoogd gebruik kunnen de Viega componenten het volgende aantal boringen bereiken:
Boorkop |
---|
Boorkop |
Centreerboor |
Bij hoofdzakelijk gebruik op buizen met de minimale wanddikte van 2,3 mm | ca.100 boringen |
Bij hoofdzakelijk gebruik op buizen met de maximale wanddikte van 5,4 mm | ca. 30 boringen |
ca. 80 boringen |
Onderhoud en instandhouding van de gereedschappen mogen alleen worden uitgevoerd bij de door Viega geautoriseerde servicepartners.
De onderdelen moeten om de 2 jaar worden onderhouden.
Het positioneerhulpstuk is onderhoudsvrij. Bij onvoldoende functie of beschadiging moet deze worden vervangen.
Bij de volgende tekenen de boorkop vervangen:
wanneer de boorwerking afneemt (bijv. wanneer er bij het boren meer kracht op moet worden gezet)
wanneer de tanden beschadigd of sterk versleten zijn
Eventueel geschikte handbescherming gebruiken.
De boorkop eerst laten afkoelen.
De boorkop met een buistang losdraaien van de booras en verwijderen.
Om de booras niet te beschadigen, met een steeksleutel 14 mm tegenhouden.
De boorkop verwijderen.
Het fijne schroefdraad van de booras bij elke verwisseling smeren. Door het smeermiddel kan de booras later beter worden losgedraaid.
Geschikt zijn smeermiddelen met MoS2- of grafietbestanddelen. Wanneer het draadgedeelte is beschadigd, de booras of de boorkop niet langer gebruiken.
De nieuwe boorkop monteren en tot de aanslag handvast aandraaien.
Bij het erin draaien de boorkop niet scheef houden.
Bij de volgende boring draait de adapter vanzelf vast.
De centreerboor bij de eerste tekenen van slijtage vervangen.
Eventueel geschikte handbescherming gebruiken.
De boorkop eerst laten afkoelen.
De bevestigingsschroef van de centreerboor losdraaien met een inbussleutel (4 mm).
De centreerboor verwijderen.
De nieuwe centreerboor zo ver in de booras schuiven, dat hij 2 mm uit de boorkop steekt.
De centreerboor zo ver om zijn eigen as draaien, dat het afgevlakte gedeelte ervan precies tegen de bevestigingsschroef ligt.
Om het meedraaien van de centreerboor bij het boren te voorkomen, de bevestigingsschroef met de inbussleutel stevig aandraaien.
De booras is voorzien van een SDS-plus opname. Voor boormachines zonder SDS-plus opname bestaat de mogelijkheid de SDS-plus opname te vervangen door een zeskant-opname (artikel 735 753).
De adapter aan het boorgat losdraaien met een steeksleutel 17 mm.
Om de booras niet te beschadigen, met een steeksleutel 14 mm tegenhouden.
De adapter verwijderen.
Het fijne schroefdraad van de adapter bij elke verwisseling smeren. Daardoor kan de adapter later beter worden losgedraaid.
Geschikt zijn smeermiddelen met MoS2- of grafietbestanddelen. Wanneer het draadgedeelte is beschadigd, dan de adapter niet langer gebruiken.
De adapter erin draaien en tot de aanslag handvast aandraaien. Let er bij het erin draaien op dat de adapter niet scheef wordt geplaatst. Bij de volgende boring draait de adapter vanzelf vast.
Product en verpakking scheiden in de verschillende materiaalgroepen (bijv. papier, metalen, kunststoffen of non-ferrometalen) en volgens de nationaal geldende wetgeving afvoeren.